© Monsters slapen nooit.
De eerste keer tijdens het voorlezen van 'Droomverhaaltjes'¹ registreerde het nog niet zo, maar de dag erna besefte ik het me ineens: een molletje dat zijn eigen aardedekentje op bed had geschept, dat had toch wel een bijzonder hoge en fantasievolle liefheidsfactor.
© Artia / Rebo Productions¹.
De tekening zette me extra aan het denken, toen ik een paar dagen later 'De zusjes Mol'² aan het voorlezen was én daardoor ineens ook aan 'Kabouter Sproetje'³ moest denken:
Links: © Mulder Holland². Rechts: © Clavis³.
"Hè...? Wacht eens even. Wat raar eigenlijk, mollen met schepjes. Wat leert dat kinderen nou? Wat voor invloed heeft dat op die kleine peuterbreintjes?" vroeg ik me bijna hardop af. Geven we daarmee eigenlijk niet een raar signaal af? Mollen gebruiken hun poten en klauwen om mee te graven, geen gereedschap.
Een snelle zoekopdracht in Google wees uit dat het een veelvoorkomend beeld is, mollen met schepjes, of zelfs pikhouwelen. En dat dit soort 'vermenselijkingen van dieren' ook wel antropomorfisme genoemd wordt. Een samenstelling van de Griekse woorden voor 'mens' (ánthrōpos) en 'uiterlijke vorm' (morphē), en een term die gebruikt wordt wanneer menselijke eigenschappen en waardeoordelen worden toegeschreven aan niet-menselijke wezens (dieren, planten, goden) of dingen (bron: Wikipedia).
De psychologische invloed van antropomorfisme
Een wat meer uitgebreide zoektocht bracht me op het interessante artikel 'When animals act like people in stories, kids can’t learn', dat ingaat op een vrij recent onderzoek rondom dit onderwerp. De kort-door-de-bocht-conclusies van dat onderzoek luiden min of meer:
- Ja, er gaat inderdaad een invloed uit van kinderboeken die dieren in menselijke context plaatsen.
- Dit gebeurt met name op het vlak van realiteitsverstoring, simpelweg omdat kinderen meer 'fabeltjes' dan 'feitjes' voorgeschoteld krijgen.
- Het lijkt er echter op dat illustraties daar een veel kleinere rol bij spelen dan de tekst. Een vervolgonderzoek wees namelijk uit dat wanneer ook de tekst het vermenselijkte beeld ondersteunt ("'Jammie, dit hooi is heerlijk!' denkt moeder paard terwijl ze haar ontbijt eet," in plaats van een meer beschrijvend: "Wanneer moeder paard wakker wordt, eet ze doorgaans eerst veel hooi."), het realiteitsverstorende effect het grootst is en dat zich negatieve gevolgen voor het leergedrag van een kind voor kunnen doen.
Realiteitsverstoring?
Gelukkig loopt het allemaal niet zo'n vaart als je jouw Sem of Sophie er op den duur gewoon bij vertelt dat mollen helemaal geen schepjes gebruiken, maar hun zeer handige graafhandjes en -poten. Toch is het interessant om nog even wat dieper in te gaan op die verstoring van het leergedrag. Want wat betekent dat nou eigenlijk?
Oké, (kleine) kinderen zijn doorgaans niet goed in staat om werkelijkheid en fantasie te scheiden. En het voorschotelen van een gezonde mix van fictie én feiten is daarom niet meer dan verstandig (zoals ook het artikel afsluit met een laatste gedachte over bijvoorbeeld het belang van fantasie). Maar antropomorfisme kán psychologisch gezien een belangrijke voedingsbodem zijn voor 'verstoord' gedrag later in het leven. Voornamelijk in de dagelijkse omgang met de natuur om ons heen:
- Dieren (te) veelvuldig menselijke eigenschappen, emoties en motivaties toewijzen, beïnvloedt kinderen om een "human-centered view of the animal world" te ontwikkelen.
- Hieruit volgt dat antropomorfisme bijvoorbeeld voor een deel dierenmishandeling of vermijdbare ongelukken met dieren verklaart.
- Veel huisdiereigenaren praten tegen hun twee- of viervoeters. Soms in hele volzinnen, alsof ze met een ander mens te maken hebben. En soms in de volle overtuiging dat ze worden begrepen. Maar menselijke verschijnselen zoals jaloezie, schuld, trots, praten en verstaan, of complexe sociale verstandhoudingen, zijn niet van toepassing op pakweg 99,9% van het dierenrijk. Een man die na een dag werken thuiskomt en zijn beste schoenen in stukken gescheurd op de grond ziet liggen, straft zijn "schuldig kijkende", normaal zo brave hond zwaar, omdat emoties om de hoek komen kijken. Een hond kent echter geen moraal of doet iets expres zoals een mens dat kan. Zijn jaag-, kauw- en speelinstinct dreef hem tot zijn 'daad'.
- Daarnaast kunnen we ons te veilig of teveel op ons gemak voelen bij dieren. De filmdocumentaire 'Grizzly Man' (2005) is daar een extreem voorbeeld van, maar: "Hij doet niets hoor!" is niet voor niets een vaak gehoorde uitspraak van menig 'baasje'. Feit blijft echter: paard of hond of beer, een kat in het nauw maakt gekke sprongen. Of soms geheel zonder aanwijsbare (menselijke) reden.
- Zo nu en dan voelen we onszelf zelfs meer betrokken bij dieren dan bij sommige mensen. Bijvoorbeeld in het geval van het overlijden van een kat, ten opzichte van het overlijden van een familielid dat we eigenlijk niet zo goed kenden.
Maar is dat nou erg?
We plakken onze eigen emoties op dieren alsof het stickers zijn, waardoor de verstandhouding tussen mens en dier scheef kan gaan lopen. In onze dagelijkse omgang met dieren vragen we onszelf daardoor te weinig af wat de dieren zelf beleven of voelen, wat de specifieke dierenlogica achter het gedrag of de reactie van een dier is.
Het plakken van die stickers wordt deels gevoed door het verschijnsel van antropomorfisme, dat we letterlijk met de paplepel ingegoten krijgen. Door middel van een groeiend aantal antropomorfe vertellingen en verhalen leren we onze kinderen namelijk te weinig feitenkennis over de natuur en de dierenwereld. Maar... is dat nou erg?
Nou: "Gelukkig loopt het allemaal niet zo'n vaart als je jouw Sem of Sophie er op den duur gewoon bij vertelt dat mollen helemaal geen schepjes gebruiken, maar hun zeer handige graafhandjes en -poten." Verder gaan er vanzelfsprekend ook positieve effecten uit van de vermenselijking van dieren. Zo maken dierenverhaaltjes het makkelijker om bepaalde zwaardere onderwerpen met kinderen te bespreken en kunnen ze ook volwassenen een mooie spiegel voorhouden of aan het denken zetten:
"Anthropomorphism, animal characters as people, can add a degree of emotional distance for the reader/writer/ speaker when the story message is very powerful, personal, and painful. We most need to read about, write about, and talk about those things that are personally painful, embarrassing, and dangerous to us. Having animals do the acting and mistake-making allows the face-saving emotional distance often needed to be able to join the conversation (Applebee, 1978; Dyson & Genishi, 1994)."
Daarnaast ben ik ervan overtuigd dat antropomorfisme een aanzienlijke rol speelt bij het versterken van een empathische liefde voor dieren en natuur. En dat daar - ook op een latere leeftijd - heel veel goeds uit kan komen. Het is hoe dan ook een complexe, fijngevoelige kwestie, zonder duidelijke antwoorden. Iedereen die dit leest, raad ik daarom aan om vooral het eerder genoemde artikel 'When animals act like people in stories, kids can’t learn' te lezen. Of om nóg dieper de materie in te duiken...
Andere interessante links
- Animals as people in children's literature (PDF - National Council of Teachers of English, 2004).
- Anthropomorphism and animism in early years science (PDF - Kluwer Academic Publishers, 2004).
- De angst voor antropomorfisme (PDF - C.P. Post, 2012).
- De psychologie van het leren (Marjolijn Kylstra, 2012 - Met een focus op paarden).
- Antropomorfisme; vriend of vijand? (Nikki Rethmeier, 2014 - Met een focus op honden).
¹ © 1990, Artia / Rebo Productions. Illustraties: Gabriel Filcik. Tekst: Michal Cernik. Vertaald uit het Tsjechisch: Ingrid de Vries.
² © 1999, Clavis. Illustraties en tekst: Roslyn Schwartz.
³ © 1982, Mulder Holland. Titel: Kaboutervertellingen / 'Sproetje als schatgraver'. Illustraties: Hildrun Covi. Tekst: Ursula Beckert. Vertaald uit het Duits: Carry W. Zijlstra-van Dijk.